Mieux vivant, Axel Lindelauf (21-02-1970)
‘Ik wou dat ik Axel was,’ zegt Tamara. ‘Dat lijkt me heerlijk. Nooit zorgen aan mijn hoofd.’
Axel Lindelauf wordt geboren in Heerlen, als de derde (en laatste) zoon van een docent bouwkunde en zijn vrouw. Als vierjarige wil Axel nog putjesschepper worden. ‘Vanwege die grote vrachtauto`s en lange dikke slangen.’ Op school is hij middelmatig. ‘Geen vieren, geen achten. Alleen in muziek en sport blonk ik uit. Oh ja, en in tekenen. Maar dat was omdat ik zoveel ideeën had, niet zozeer omdat ik zo goed kon tekenen. Ik kan me nog herinneren dat we perspectieven leerden. Moesten we een huis tekenen met alles erop en eraan, inclusief een carport. Geloofde mijn leraar niet dat ik dat zonder hulp van mijn vader had gedaan.’
Als kleuter komt Axel al in aanmerking met muziek. ‘Mijn vader is een enorme jazzliefhebber. Bovendien hadden we thuis een piano en later een vleugel, waar hij vaak op speelde. Dan nam hij me op schoot en deinde ik mee op zijn knie, op de maat van de muziek. Toen ik een jaar of zeven was, begon ik liedjes van de radio mee te spelen op de piano. Iets later heb ik ook mijn eerste eigen liedje geschreven. We hadden thuis zo`n tegeltje hangen met Vriendschap van Toon Hermans. Daar had ik een melodietje op geschreven. En dan zong ik: ‘Je hebt iemand nodig, stil en oprèèhèècht, die als het nodig is voor je bidt en voor je vèèhèècht.’
Op negenjarige leeftijd gaat Axel op klassiek-pianoles. ‘Ik weet nog dat mijn vader en ik bij de lerares aankwamen. Toen zei mijn vader: ‘Speel maar iets, Axel.’ En ik speelde de ‘Boogie Woogie’.’
Zeven jaar lang blijft hij klassiek-pianoles volgen. En op het eind kan hij nog steeds niet fatsoenlijk noten lezen. ‘Ik observeerde altijd wat mijn lerares speelde. En dat speelde ik na. Kreeg ik wat van die boekjes met noten mee naar huis, maar daar keek ik maar half naar. Ik dacht: Waarom noten leren als ik het ook uit mijn hoofd kan spelen? Wat me uiteindelijk opbrak, omdat ik moeilijke stukken niet precies goed kon spelen. Ik speelde immers gewoon wat ik dacht bij haar gezien te hebben.’
Ondertussen wil hij ook al een paar verjaardagen lang een orgeltje, maar tevergeefs. Pas op zijn negende is het raak.
‘Ik kwam uit bad, de badjas nog aan, en daar stond mijn vader in de woonkamer ‘Lang zal hij leven’ te spelen op dat orgeltje.’ Met enig gevoel voor dramatiek: ‘Ik kan me daarna geen moment in mijn leven herinneren dat ik zo gelukkig was. Ik heb aan één stuk door gehuild, met van die lange uithalen ertussen. De volgende dag ben ik met het orgeltje en de twee steunpilaren onder mijn arm naar het huis van Robin gelopen, twee kilometer verderop. Robin zat bij mij in de klas en hij drumde. “Nu kunnen we een bandje beginnen!” riep ik.’
The Rebbies zijn geboren. Axel op toetsen, Robin op drums, een trompettist (nee, niet Eric) en twee zangeressen (nee, ook anderen). ‘We speelden ‘We Will Rock You’ van Queen. Maar dan met een eigen tekst: Weg Met Milieuuu Vér-Vui-Líng!” Het grappige is dat we ons zolang afvroegen waarom het toch zo anders klonk dan het origineel. Het kwam gewoon niet bij ons op dat het kwam omdat Queen geen trompettist, maar wel een gitaristen een bassist had. Zo simpel keken wij naar muziek.’
Al blijft de muzikale carrière van The Rebbies grotendeels beperkt tot het repetitiehok, tot een optreden komt het wel degelijk: tijdens een carnavalsfeest in het gemeenschapshuis van de Heerlense wijk Welten. Voor liefst 350 mensen.
Op de lagere school valt Axel een beetje tussen de verschillende groepjes van het schoolplein in. ‘Hij hoort nergens echt bij,’ herinnert Robin zich. ‘Eigenlijk was hij een soort bal, maar daar was ie weer niet netjes genoeg voor gekleed.’
Als middelmatige leerling ligt de keuze voor de middelbare school tamelijk voor de hand: de mavo. ‘Mijn lerares zei tegen mijn ouders: “Stuur hem maar naar de mavo, dan kan hij lekker sporten en muziek maken, want daar is hij goed in.”’
Op de mavo blijkt hij op exact gebied een kneusje. ‘Ik snapte het waarom van die formules nooit. Dat twee keer twee vier is, dat snap ik. Dat kun je controleren, door gewoon twee en nog eens twee appels naast elkaar te leggen. Maar waarom is pi 3,14? Daar kon ik me niets bij voorstellen en dat het zo was omdat het nu eenmaal zo was, vond ik niet genoeg. Dus snapte ik het niet.’
Maar wat hij als puber wel al denkt te snappen, is dat zijn toekomst of in de muziek of in de sport ligt. Ook op de mavo blijkt hij in geen enkel subcultuurtje helemaal te passen. ‘Ik was geen punker en geen new waver. Van mijn ouders zou ik niet alleen in zwarte kleren hebben mogen rondlopen, maar ik vond er ook niks aan. Ik snapte niet waarom je helemaal in het zwart gekleed moest zijn. Aan de andere kant hoorde ik ook niet bij de stoere jongens met de pilotenjacks. Voor veel andere scholieren was het daarmee duidelijk: ik was dus een snob. Niet dat ik gepest werd, maar ik werd ook niet opgenomen in een van de groepen.’
De keuze tussen sport en muziek wordt automatisch gemaakt als hij bij tennis, tafeltennis, basketball, voetbal en hockey totaal vier keer door zijn rechter- en drie door zijn linkerenkel gaat. Zijn dokter vertelt hem dat het zelfs helemaal met sporten over is als Axel nog één keer door een van die twee enkels zakt. Met dank aan de huisarts: muziek dus. Daar is hij ook op de mavo nog steeds druk mee bezig. Hij blijft in bandjes spelen. ‘Ik speelde eigenlijk met iedereen die me vroeg.’ Hij speelt onder meer melodieuze jazzrock, niet echt een muziekgenre waar veel pubers zich op vrijwillige basis mee bezig plegen te houden. ‘Ik was helemaal gek van jazz. Dat had ik van mijn broer. Die draaide dat de hele dag.’
Met The Discoveries, later omgedoopt tot Delight, speelt Axel zowel eigen nummers als covers van onder meer Fischer Z en Madness. ‘Dat was echt een vriendenband. We repeteerden in de woonkamer van een van de bandleden. Ik had de bandnaam ook op de versterker geschreven. En op mijn boekentas.’ Ook komt hij weer met Robin samen in een band terecht. ‘We heetten Gorgonzola. En speelden covers als ‘Superstition’ van Stevie Wonder.’
Na de mavo wil Axel naar het conservatorium, maar daar kom je pas binnen met een havo-diploma. Dus gaat hij bij wijze van tussenstap naar de middelbare detailhandelschool. Drie jaar houdt hij het daar vol. ‘Ik vond daar helemaal niks aan. Maar mijn ouders vonden toch dat ik een vak moest leren.’ Hij speelt ondertussen als jazzpianist in Maastrichtse cafeetjes, waar hij al snel ook Franse chansons gaat spelen. Een tamelijk opvallend repertoire voor iemand van negentien, zodat Klatsch, de jongerenpagina van De Limburger, op 3 maart 1989 liefst een halve pagina uittrekt voor Axel. De keurig ogende Axel wordt door journaliste Annelies Hendrikx gepresenteerd als het ‘levende bewijs dat waarachtig niet elke jongere valt voor new beat, acid house, rap of disco-muziek’. ‘Ik hoop ooit mijn brood te kunnen verdienen met jazz,’ vertelt de uiterst serieuze Axel in het interview.
Het volgende hoofdstuk op schoolgebied heet meao. ‘Waarom ik dat heb gedaan, snap ik nog steeds niet. Ik kreeg daar bijna dezelfde vakken. Wat een ramp was dat. Maar goed, mijn ouders vonden dan wel dat ik dit moest en zou afmaken.’ Maar helaas, ook dat komt er niet van. Op het wat ongebruikelijke moment van twee maanden voor zijn eindexamen zegt Axel de meao gedag. Droog: ‘De emmer was vol.’ Toch beschouwt hij de jaren middelbare beroepsonderwijs als een succes, al is het dan een andere reden dan zijn ouders voor ogen hadden. Axel gaat namelijk op kamers in Heerlen en maakt daar kennis met uitgaan, alcohol en aanverwante bezigheden die nog steeds een hoofdrol in zijn leven spelen. ‘Ik werkte in Fellini, een kroeg in Heerlen. Fantastisch. Werkte ik tot zeven uur `s avonds achter de bar en zat ik daarna tot sluitingstijd aan de bar. Was al mijn verdiende geld weer op.’
Inmiddels is hij eenentwintig. Na de mavo geen diploma meer gehaald. En nog steeds met de ambitie om muzikant te worden. Dus alsnog naar het conservatorium. ‘Ik meldde me aan, maar mijn theorie was niet goed genoeg. Bovendien viel ik door de mand toen ik een paar liedjes op de piano moest spelen. Ik kon nog steeds niet goed noten lezen en speelde uit mijn hoofd. De eerste liedjes die ik voor moest spelen, gingen goed. Ik speelde een paar noten van papier, dacht: oh ja: dat liedje, en ging uit mijn hoofd verder, ondertussen voor de vorm op dat vel voor mijn neus kijkend. Maar op het eind kreeg ik iets van Bach, dat in totaal afwijkende toonsoorten was opgeschreven. Zoals het door stond, klonk het heel vals. Dus ik dacht: dat zal wel niet kloppen, en speelde het zoals het hoorde. Maar zo stond het er dus niet, waardoor ze merkten dat ik niet goed noten kon lezen. Dat kwam nog eens op mijn slechte theorie, dus moest ik eerst een jaar voorbereidend conservatorium doen.’
In die tijd, we zitten nu in 1989, wordt Axel benaderd als toetsenist voor de band Stiff. ‘Het was een band rond Anton Theunissen, een gitarist uit Heerlen, die toen in Amsterdam woonde. Hij schreef allemaal blues-fusion-achtige instrumentaal werk, ritmisch heel sterk. Heel complex ook, maar toch met pakkende coupletten en refreintjes. Een normaal mens kan er ook naar luisteren, zeg maar. Anton was een erg goede muzikant, net als de rest van de band. Ik vond het een hele eer dat ze mij gevraagd hadden. De pianisten die ze tot nu toe hadden gehad, waren allemaal erg druk geweest. Van die mensen die graag veel solo`s spelen. Ik speel juist heel functioneel, maar dat vonden ze juist heel prettig. Anton was heel fanatiek, hij regelde veel optredens. Belde naar kroegen, ging langs met demo`s. We hadden echt een groepje fanatieke fans dat al onze optredens bezocht.’
Stiff neemt in 1990 een cd op in Studio Crescendo in het Belgische Genk. Dezelfde studio waar Volumia! later Het is Over zal opnemen, eveneens met de blinde Pino Guaracci achter de knoppen. ‘We zaten in aparte ruimtes, tikten af en begonnen vervolgens te spelen. Zo is de cd opgenomen, in één keer ingespeeld. Muzikaal was het allemaal erg interessant.’
‘Bij sommige bands komen de meeste voor de muziek, bij andere komt de muziek voor de mensen. Wij zaten daar met Stiff tussenin,’ zegt Geert Roelofs, destijds drummer van Stiff.
De cd Blusion, met één door Axel geschreven nummer (‘Stiff goes Latin’) wordt op vrijdag 18 december 1990 gepresenteerd in Fellini in Heerlen en krijgt al snel een tweede persing als de eerst vijfhonderd exemplaren rap van de hand blijken te gaan. Als Axel met Volumia! begint, probeert hij dat eerst te combineren met Stiff. ‘In het begin zei ik wel eens tegen Volumia!: ik kan niet spelen, want ik speel met Stiff. Maar toen bleek dat Volumia! wel erg veel optredens had, werd dat steeds vaker andersom. Daardoor kon Stiff op den duur door mij nauwelijks meer spelen. Erg vervelend vond ik dat. Op een gegeven moment hebben ze een vervanger voor me aangenomen, die daarna al snel de vaste toetsenist werd.’
Geert, die soms nog drumt bij het nog steeds actieve Stiff: ‘Axels vertrek was wel hoorbaar in de muziek. Hij stond bekend als een beetje een branieschopper en dat hoorde je terug in zijn spel. Hij paste daardoor perfect in onze combinatie van jazzy en poppy invloeden. Wat hij ook deed, het swingde altijd.’
Axels bijdrage aan Volumia! wordt op het conservatorium wat meewarrig bekeken. ‘Ik kreeg vaak te horen: “Stop toch met die band, want je hebt talent genoeg om bijvoorbeeld de jazz in te gaan.” Dat kon wel zo zijn, maar bij Volumia! kon je lachen. En ik ben nu eenmaal van nature een feestbeest.’
Volumia! wordt steeds drukker en drukker en de studie komt steeds meer op het tweede plan te staan. Als de band besluit het te proberen met eigen, Nederlandstalig werk, stopt Axel met het conservatorium. ‘Over dat besluit heb ik wel een jaar getobd. Ik vond het vooral moeilijk om het tegen mijn ouders te zeggen. Ma, ik stop met mijn opleiding want ik ga helemaal voor die feestband. Ze zagen me al aankomen! Maar uiteindelijk heb ik het toch gedaan. Het viel niet mee. Vooral omdat het zo ontastbaar was. We waren overtuigd van onszelf, maar meer dan een gevoel was dat niet. Zelfs HP heeft nog met mijn ouders gepraat om hen uit te leggen wat ons doel was.’
Op rationeel gebied wisselt Axel sinds zijn achttiende twee uitersten af: lange trouw en volslagen losbolligheid. Tegenwoordig zit hij nadrukkelijk in die laatste fase. Maar hij heeft twee langdurige relaties gehad. Eerst zeveneneenhalf jaar, met onderbreking van een half jaar, met Nancy. Vervolgens was hij als 26-jarige voor het eerst sinds zijn achttiende weer vrijgezel. Dat bleef hij een half jaar en veel vriendinnetjes lang, totdat Evelien zijn vaste vriendin werd en dat tweeënhalf jaar bleef. In het voorjaar van 1999 ging die relatie uit. ‘Aan de ene kant ben ik iemand die van vrijheid houdt. Op mijn zestiende ging ik al in mijn eentje liftend naar Frankrijk en bleef ik daar zes weken. Ik stond een keer met mijn vriend Mattijs in een café, toen we tegen elkaar zeiden: Kom, gaan we zwemmen. In de zee. Maar dan wel de Middellandse Zee. Zijn we zonder spullen, met alleen onze pinpas gaan liften. De dag erna lagen we inderdaad op het strand in Frankrijk. Aan de andere kant heb ik ook iemand nodig om op terug te vallen. Die arm, die knuffel.’ En dan, net voor hij zichzelf te klef vindt: ‘En lekker een slag in de rondte neuken is ook lekker, natuurlijk.’
‘Met Nancy heb ik echt alles meegemaakt. Tussen je achttiende en vijfentwintigste gebeurt er zo vreselijk veel. Slagen, rijbewijs halen, beginnen met stappen, op kamers, studeren, afstuderen, voor het eerst op vakantie zonder je ouders. Dat hebben we allemaal samen doorlopen.’
‘Op het moment dat ‘Afscheid’ uitkwam, had ik een relatie met Evelien. Toen ging ze voor een jaar naar Frankrijk. Precies in dat jaar is het allemaal zo mega geworden. Dus bijna al die veranderingen hebben we telefonisch moeten bespreken. Dat is bijna niet te vatten voor iemand anders. Het compleet veranderen van mijn leven heeft die relatie opgebroken.’
Axel is een bon vivant. En dat is nog zwak uitgedrukt: als het begrip mieux vivant zou bestaan, zou dat treffender zijn. Als Axel vertelt over de flauwekul die hij met zijn beste vrienden Mattijs en Xander heeft uitgehaald, is het onmogelijk om niet meegesleept te worden door zijn enthousiasme. Zijn omgeving prijst zijn haast grenzeloos goede zin, vrolijkheid en optimisme. Birgit: ‘Ik ken niemand waar je zulke goed feel good-gesprekken mee kunt voeren. Het is een echte levensgenieter. En een clown.’ Zijn vriend Mattijs Maussen: ‘Als Axel een grap uithaalt, dan gaat hij ook voor die grap. Ik vergeet nooit dat hij in een bomvolle kerk iets moest spelen voor een decaan die met pensioen ging. Vlak van tevoren kwam een klasgenoot naar hem toe die voor een tientje wedde dat Axel niet ‘The Final Countdown’ van Europe zou durven spelen. Dus die decaan loopt door het gangpad naar het altaar, de kerk zit bomvol, en opeens hoor je daar dat intro van Europe door de kerk galmen. Dat is Axel.’
En toch roept zijn opgewektheid vragen op. Is het wel altijd echt? Of is er nog een Axel die niemand kent? Tamara: ‘Dat valt moeilijk te zeggen. Je kunt heerlijk uren met hem praten, om er achteraf achter te komen dat hij eigenlijk nauwelijks iets over zijn eigen emoties heeft verteld.’
Birgit: ‘Hij is er volgens mij één van het type ‘stille wateren, diepe gronden’. Dat hij bijvoorbeeld zeven jaar verkering heeft gehad, zegt toch wel iets. Dat hij eigenlijk niet zo`n losbol is als iedereen denkt.’ Mattijs: ‘Ik vind hem helemaal geen clown. Ik vind Axel een echte persoonlijkheid, met wel degelijk diepgang. Hij heeft ook een heel romantische kant, bijvoorbeeld. Het punt is meer dat mensen zo met hem kunnen lachen, dat ze hem zelf het liefst al een clown zien.’
Tijdens discussies binnen de band blijft Axel meestal op de vlakte, zeggen zijn collega`s. ‘Soms lijkt het daardoor of hij geen mening heeft.’ Axel draait er niet omheen: ‘Ik ga problemen het liefst uit de weg. Als ik links sta en rechts is het feest, dan loop ik dus naar rechts. Daarom ben ik altijd zo vrolijk en hoef ik dat niet te spelen. Ik maak ook niet graag vijanden, ik vind het niet leuk om niet leuk gevonden te worden. Daarom kon ik vroeger echt letterlijk nooit ‘nee’ zeggen. Nu ben ik daar iets gemakkelijker in geworden, al is het nog steeds niet mijn beste eigenschap.’
‘Axel vindt aandacht geweldig,’ zegt Robin. ‘Hij vindt het te gek, al die wijven om hem heen. Mensen entertainen, dat doet hij het liefst.’ ‘Nancy is een van de weinige mensen die ziet als ik lieg,’ zegt hij zelf. ‘Als ik de ramen van het politiebureau zou ingooien en ik ben op dat moment de enige in de straat, dan nog zouden agenten naar buiten komen rennen en mij vragen of ik de dader heb gezien. Mensen verwachten vaak niet van mij dat ik iets onaardigs kan doen.’ Grinnikend: ‘Dat maakt het wel gemakkelijker om aardig gevonden te worden.’
Zijn onbezorgdheid heeft ook een keerzijde, vinden zijn collega`s. En dat is een gebrek aan arbeidsethos. ‘Volgens mij is Axel soms een beetje lui,’ zegt Harold, en daarmee is hij degene die het heikele punt op afstand het meest voorzichtig formuleert. Andere bandleden schrikken niet terug van termen als ‘lapzwans’ en ‘lamzak’. Tamara: ‘Hij is 29, maar gedraagt zich nog als een student. Hij is nog steeds het ideale stapmaatje.’ Robin, laconiek: ‘Je wordt vanzelf wat luier als je elke nacht met een andere meid in bed ligt. En in die fase zit hij nu: kijken of ie nog goed in de markt ligt.’ Mattijs: ‘Axel is niet lui. Zijn motivatie is alleen soms een beetje eh… diffuus. Hij heeft iemand nodig die hem aanspoort. En dan niet één, maar drie keer.’ Harold: ‘Hij is heel muzikaal, daar ligt zeker zijn talent. Hij zou er alleen meer mee moeten doen.’ Er wordt dan ook een beetje meewarrig gereageerd op Axels ambities om uiteindelijk producer te worden. ‘Eerst zien, dan geloven,’ is de algemene reactie.
Axel zelf gelooft er wel degelijk in. ‘Het heeft even geduurd, maar nu weet ik wat ik in de toekomst wil. Lekker spelen en daarnaast projecten doen. Produceren. Ik voel gewoon dat ik dat kan. En mijn gevoel heeft me nog nooit in de steek gelaten.’
En die vermeende luiheid, ach. ‘HP heeft Volumia! eens vergeleken met een voetbalteam. Als die vergelijking klopt, dan ben ik de spits. Die zit de hele wedstrijd rond de middenstip te draaien en op het moment dat de bal komt, steekt hij zijn voet uit en scoort. Zo ben ik. Ik heb een stok achter de deur nodig. Als iets mag, doe ik het niet. Pas als het moet, doe ik het, maar dan ook heel gedreven. En inderdaad, ik doe niets vandaag wat morgen ook kan.’
Hij wijst vanuit zijn tuin naar een stapeltje acceptgiro`s op de tafel in zijn huis, in een Maastrichtse woonwijk met veel kinderen, verkeersdrempels en dertigkilometerzones. ‘Die betaal ik pas als de herinnering komt. Als ik iets leuks kan doen, doe ik dat eerder dan het minder leuke dat moet gebeuren. Misschien is het wel slecht. Maar hé, ik geniet van ieder moment.’
De nazomerse warmte maakt plaats voor enkele regenwolken. Axel steekt zijn handen in de lucht: ‘Hé lekker, regendruppels.’ Hij kijkt even naar de betrekkende lucht en zegt dan: ‘Zie je, dat bedoel ik nou. Ik had ook kunnen zeggen: “godverdomme, het begint te regenen.” Maar zo ben ik dus niet.’
Axel:
Iedereen verklaarde ons voor gek…10 jaar lief en leed. Als een soort sekte met elkaar getrouwd. Keihard gevochten voor waar ik nu sta. Zoveel geleerd, zoveel gedaan. Er is minimaal één leven aan mij voorbij gegaan. Enorm veel ervaring opgedaan. Een onbeschrijfelijke chemie, een geweldig team. Zoveel pijn van het lachen wens ik iedereen.
De mensen die in mij geloven: familie, vrienden en fans (jullie weten wel wie).
Thanx, Axel |